Treasury is het sturen en beheersen, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. Meer concreet gaat het om financiering van het beleid tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden en het afdekken van rente en kredietrisico’s. De treasuryfunctie binnen de gemeente Zaanstad dient uitsluitend de publieke taak en geschiedt binnen de financiële kaders van de Wet Fido waarbij prudent beheer een basisvoorwaarde is.

Het beleid ten aanzien van treasury 2017 is vastgelegd in:

  • Financiële verordening
  • Treasuryjaarplan 2017
  • Treasury paragraaf begroting 2017
  • Nota borgstellingen.

Ontwikkelingen 2017

Externe ontwikkelingen
Onderstaande figuur geeft de ontwikkeling van een aantal belangrijke referentierentetarieven vanaf januari 2015 weer. Het gaat om de zogenaamde ‘Euribor’ en ‘Swap’ tarieven. Ten gevolge van de kredietcrisis zijn liquiditeitsopslagen boven de referentierentetarieven gaan gelden. Deze opslagen waren ook in 2017 nog van kracht maar zijn sterk gedaald. Eind 2017 lag deze voor een 10 jaars lening beneden 0,1% tewrijl dit een jaar eerder nog rond 0,25% lag.

Interne ontwikkelingen
Ook in het jaar 2017 bewogen de rentestanden voor kort en lang geld zich op historisch lage niveaus. Echter vanaf december stegen de rentes op de kapitaalmarkt weer enigszins. Kort geld (< 6 maanden) blijft onveranderd tegen negatieve rentes beschikbaar. In 2017 is in totaal € 80 miljoen aan nieuwe langlopende leningen afgesloten met een gemiddelde looptijd van 10,5 jaar en tegen een gemiddeld rentecentage van een 1,01%. Het beleid is erop gericht om in toekomstige jaren bij een eventuele stijging van de lange rente ook tegen lage rente te kunnen financieren door bijvoorbeeld voor kortere looptijden te kiezen. Daarnaast blijft volledige benutting van de kasgeldlimiet het streven. Deze korte financiering kan door middel van de rekening-courantfaciliteit bij de BNG worden ingedekt. BNG brengt hiervoor een opslag van 0,25% bovenop het reguliere rekening-couranttarief (1-maand euribor) in rekening. Vanwege deze opslag was het lonend om met kasgeld de negatieve stand op de rekening-courant aan te vullen. Dit gebeurde met zogenaamde kasgeldleningen met looptijden die variëren van een week tot enkele maanden. De rentepercentages op kasgeldleningen waren negatief. Ultimo 2017 bedroeg de korte financiering € 55 miljoen.

In 2017 was er voor € 82 miljoen aan rente-typisch kortlopende leningen in de portefeuille waarvan het risico is afgedekt met rente-swaps. De omvang van de swap-portefeuille in 2017 lag binnen het maximum van 20% van de totale opgenomen leningportefeuille bij aanvang jaar zoals afgesproken met de raad. De betaalde rente uit hoofde van de swaps lag in 2017 ruim € 60.000 lager dan daadwerkelijk ontvangen is voor de onderliggende rente-typisch korte leningen. Op de portefeuille zitten geen liquiditeitsrisico’s door margin calls doordat deze contractueel zijn uitgesloten.

Leningen o/g en Swaps
De leningenportefeuille bestaat ultimo 2017 nog steeds voor het grootste deel uit fixe-leningen. Dit zijn leningen met een vaste looptijd en een vaste rente die aan het eind van de looptijd in zijn geheel worden afgelost. De gemiddelde rente over de langlopende leningenportefeuille (swaps en leningen) is ultimo 2017 gedaald tot onder 2,6%.

(bedragen x € 1.000)

Opgenomen

Uitgezet

Stand per 1 januari 2017

385.000

-59.588

Stand per 31 december 2017

427.000

-57.893

Opgenomen/uitgezet in 2017

80.000

1.695

Aflossingen in 2017

38.000

Gemiddelde rente per 1 januari 2017

2,98%

3,32%

Gemiddelde rente per 31 dec 2017

2,49%

3,04%

Restant looptijd leningen 1 januari 2017

7,5 jaar

Nb

Restant looptijd leningen 31 dec  2017

7,9 jaar

Nb

Tabel 1: Verloop opgenomen en uitgezette langlopende leningen

(bedragen x € 1.000)

Afgesloten

Stand per 1 januari 2017

94.000

Stand per 31 december 2017

82.000

Gemiddelde te betalen vaste rente per 1 januari 2017

3,5%

Gemiddelde te betalen vaste rente per 31 december 2017

3,5%

Restant looptijd swaps 31 december 2017

  24,3 jaar

Tabel 2: Swaps

(bedragen x € 1.000)

Opgenomen

Uitgezet

Saldo

Stand per 1 januari 2017

514.000

-59.588

454.412

Stand per 31 december 2017

564.000

-57.893

506.107

Gemiddelde rente per 1 jan 2017

2,83%

3,18%

2,64%

Gemiddelde rente per 31 dec 2017

2,56%

3,18%

2,67%

Gemiddelde totale looptijd 31 dec 2017

 10,9 jaar

Tabel 3: Totale positie leningen (kort en lang) en  beleggingen
 

Risicobeheersing

Kasgeldlimiet en renterisiconorm
De Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) stelt eisen aan het maximaal te lopen renterisico op de korte schuld (kasgeldlimiet) en het renterisico op de lange schuld (renterisiconorm). De hoogte van de kasgeldlimiet wordt vastgesteld op 8,5% van het begrotingstotaal. In 2017 bedroeg de kasgeldlimiet € 42 miljoen. Zaanstad heeft in 2017, zoals maximaal is toegestaan, de laatste twee kwartalen de kasgeldlimiet overschreden. De rentelasten op de korte schuld bleven in 2017 onverminderd laag (gemiddeld -0,4%). De renterisiconorm bedraagt maximaal 20% van de begrotingsomvang van enig jaar. In 2017 bedroeg de renterisiconorm maximaal € 99 miljoen blootstelling aan renteherzieningen, effectief is er voor € 38 miljoen geherfinancierd.

Rekenrente en renteresultaat
De gemeente Zaanstad hanteert het systeem van integrale financiering. Het totale rentesaldo wordt omgeslagen over alle investeringen. Deze zogenaamde omslagrente is de basis voor de bepaling van de rekenrente en bedroeg 3,0%. Het verschil tussen de werkelijk toegerekende rekenrente aan de activa en de werkelijk betaalde rente aan het eind van het jaar wordt het renteresultaat genoemd. In 2017 bedroeg het renteresultaat € 2,5 miljoen.

Wijzigingen Besluit Begroting en Verantwoording (BBV)
Met ingang van 2017 zijn er wijzigingen in de BBV van kracht. De toerekening van de rente in de begroting is een belangrijk aandachtspunt. Een aantal stellige uitspraken door de commissie BBV in de “Notitie Rente 2017” is hieronder weergegeven:

  • Als er een rentevergoeding over het eigen vermogen wordt berekend, dan is deze vergoeding maximaal het rentepercentage dat is gebaseerd op het gewogen samenstel van de externe rentelasten over de lang en kort aangetrokken financieringsmiddelen.
  • Het toerekenen van rente aan de taakvelden vindt plaats via het taakveld treasury.

Voor beide bovenstaande punten is dit in Zaanstad al een gangbare handelswijze.

Daarnaast adviseert de Commissie BBV in dezelfde notitie om vanaf 2018:

  • Een renteschema in de paragraaf financiering van de begroting en jaarstukken op te nemen. Hiermee wordt inzicht gegeven in de rentelasten, externe financiering, het renteresultaat en de wijze van rentetoerekening.

Onderstaand het renteschema uitgewerkt voor het begrotingsjaar 2017.

(bedragen x € 1.000)

2017

BEGROTING

REALISATIE

SCHEMA RENTETOEREKENING:

a

Externe rentelasten lang/kort OG

14.386

13.811

b

Externe rentebaten

1.495

1.872

Totaal door te rekenen externe rente

12.891

11.939

MINUS:

c

Rente aan grexen door te berekenen

136

            198

Toerekening objectfinanciering

136

198

SALDO door te rekenen externe rente

12.755

11.741

PLUS:

d1

Rentevergoeding over EV

3.198

         3.525

d2

Rentevergoeding over Voorzieningen

            694

Bedrijfsvoeringslasten / kosten betalingsverkeer

103

              97

3.301

4.316

Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente

16.056

16.057

RENTERESULTAAT:

e

De werkelijk aan taakvelden toegerekende rente

19.131

18.601

f

Renteresultaat taakveld treasury

3.075

2.544

OMSLAGPERCENTAGES:

Boekwaarde relevante/integraal gefinancierde activa

637.689

623.147

Omslagrente

2,52%

2,58%

Afwijking werkelijk vs toegerekend

16%

14%

Tabel 4: renteschema  

Liquiditeitsplanning en ontwikkeling leningenportefeuille 2017
De investeringsuitgaven in een 100%-scenario waren geraamd op € 82 miljoen en kwamen uiteindelijk uit op ruim € 58 mln. Dit betekent een realisatie van 71% ten opzichte van origineel begroot en ligt min of meer in lijn met de realisatie van de afgelopen jaren. Met betrekking tot de grondcomplexen ging er per saldo € 8 miljoen meer uit dan er binnenkwam. In de liquiditeitsprognose worden, omdat dit lastig te voorspellen is, geen ramingen voor de (middel)lange termijn voor de grondcomplexen opgenomen. Alleen bij zekere inkomsten of uitgaven vindt aanpassing van de raming plaats. Met name in het sociaal domein lagen de uitgaven veel hoger dan geraamd in de oorspronkelijke liquiditeitsprognose.  Een en ander resulteerde in een hoger dan verwachte omvang van de leningenportefeuille ultimo 2017. Gedurende 2017 is de liquiditeitsplanning maandelijks geactualiseerd en besproken in de treasurycommissie. Besluiten over het afsluiten van nieuwe financieringstransacties of het beleggen van tijdelijke overliquiditeit zijn genomen op basis van de geactualiseerde liquiditeitsplanningen.

Borgstellingen
In 2012 is de nota borgstellingen en verstrekken van geldleningen vastgesteld door het college van BenW. Het doel van deze nota is beheersing van risico’s. Hierin zijn richtlijnen opgenomen voor het aanvragen, beoordelen, verstrekken en beheersen van (achter)borgstellingen die worden verstrekt aan belanghebbenden. Een belangrijke doelstelling van de nieuwe nota borgstellingen is het verder beperken van risico’s die met het afgeven van een borgstelling of het verstrekken van een geldlening gemoeid gaan alsmede de monitoring op de bestaande borgstellingen te verscherpen. De totale borgstelling (excl. Waarborgfonds Sociale Woningbouw WSW) ligt ultimo 2017 op ongeveer € 94 miljoen.

De financiering van de volkshuisvesting in Nederland krijgt vorm in het ‘borgstelsel’. WSW is een privaatrechtelijke stichting en heeft als ‘hoeder van de borg’ de cruciale rol dat stelsel in stand te houden en zo optimale financiering van de volkshuisvesting mogelijk te maken. Corporaties zijn dankzij de borgstelling door het WSW in staat om zich tegen zo laag mogelijke kosten te financieren ten opzichte van de ‘benchmark’, ‘de Nederlandse staat’. Voor de woningcorporaties is WSW feitelijk een onderlinge waarborgmaatschappij die steunt op ‘solidariteit’ binnen het borgstelsel en de zekerheidsstructuur. Om te voorkomen dat WSW een aanspraak krijgt op zijn borgstelling zijn er verschillende vangnetten en buffers. Om te beginnen is er de kasstroom en de vermogensbuffer van de corporatie zelf. Dan is er de saneringssteun, opgebracht door de sector en geaccordeerd door de minister. Het eigen risicovermogen van WSW is daarna de eerste buffer om aanspraken op de borg op te vangen. Deze reserve kan WSW zo nodig aanvullen door het onderpand van de noodlijdende corporatie uit te winnen. De tweede buffer is de onderlinge waarborg van corporaties (het obligo). Corporaties voldoen op eerste verzoek 3,85% van hun geborgde schuldrestant aan WSW. De derde buffer bestaat uit de afspraak met Rijk en gemeenten (de ‘achtervang’). Met ingang van 1 juli 2015 is de Autoriteit woningcorporaties (Aw) opgericht en is het Centraal Fonds Volkshuisvesting opgeheven. De Aw ziet, naast het financiële toezicht, ook toe op de governance, integriteit en rechtmatigheid bij corporaties. De achtervang voor Zaanstad bij het WSW is met € 22 miljoen gedaald en lag ultimo 2017 op ruim € 778 miljoen.

Aandelen en dividenden
De dividenduitkeringen kwamen in 2017 uit op € 1,1 miljoen.